Post Tagged ‘lemniscaat’

Paper Towns

John Green – “Paper Towns”

Ondanks de Engelse titel van dit boek, betreft het wel degelijk de Nederlandstalige versie. Na het mooie debuut “Het grote misschien” en het wat tegenvallende “Negentien keer Katherine” is “Paper Towns” het derde YA-boek van de vijf die hij tot op heden geschreven heeft.

Margo was altijd al gek op mysteries. En bij alles wat daarna kwam, kon ik me nooit aan de gedachte onttrekken dat ze misschien wel zo van mysteries hield dat ze er zelf een werd. Q (Quentin) en Margo negen jaar oud zijn, vinden ze in het park een dode man. Die avond klimt Margo het slaapkamerraam en het hart van Q binnen. Maar hun levens gaan daarna verschillende kanten op. Negen jaar later klimt Margo opnieuw Q’s kamer binnen. Ze neemt hem mee op een nachtelijk avontuur om nooit te vergeten. De volgende dag is ze verdwenen. Margo blijkt aanwijzingen te hebben achtergelaten die alleen Q kan ontrafelen. De belangrijkste aanwijzing is een lang gedicht van Walt Whitman, waar Q eerst geen touw aan vast kan knopen. Geïntrigeerd gaat hij op zoek naar de jonge vrouw op wie hij in stilte verliefd is, geholpen door zijn vrienden Ben en Radar, en Lacey, een vriendin van Margo. Maar wil Margo wel gevonden worden?

“Paper Towns” is geschreven in de typische John Green-stijl, dus met een dosis droge humor, en de naam John Green staat altijd garant voor een uitstekende YA-roman. Toch kan het boek niet tippen aan “Het grote misschien” en zijn mooiste boek “Een weeffout in onze sterren“. Liefhebbers van YA-romans zullen smullen van “Paper Towns”, ook al haalt het boek het net niet bij de kwaliteit van deze twee boeken. Maar als je een liefhebber van YA-romans bent, zul je genieten van “Paper Towns”.

Uitgeverij Lemniscaat, 2015. 300 pag.

Koop bij bol.com

Advertentie
Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers

Rutger Bregman & Jesse Frederik – “Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers”

Jesse Frederik en Rutger Bregman schrijven het Essay van de Maand van de Filosofie 2015 over terechte en onterechte ongelijkheid Hoe is het toch mogelijk dat de mensen waar we overduidelijk niet zonder kunnen – vuilnismannen, politieagenten, verplegers – zo slecht verdienen, terwijl onbelangrijke, overbodige of zelfs schadelijke bankiers, lobbyisten en consultants veel beter boeren? Dit is de vraag waarmee Rutger Bregman en Jesse Frederik de patstelling in het debat over ongelijkheid doorbreken.

Aan de hand van oude en moderne denkers, van Aristoteles tot Piketty, laten ze zien dat er niets vanzelfsprekend is aan de verdeling van inkomen en vermogen. In de overtuiging dat economen te weinig weten van filosofie, en filosofen te weinig van economie, tillen ze de discussie naar een hoger plan. Het is hoog tijd om die oude vraag opnieuw te stellen: welke rijkdom is echt verdiend? Rutger Bregman (1988) en Jesse Frederik (1989) zijn werkzaam voor het journalistieke platform De Correspondent. Bregman is historicus en publiceerde onder meer “De geschiedenis van de vooruitgang“, bekroond met de Liberales-prijs, en “Gratis geld voor iedereen“. Frederik is economisch journalist en columnist; in 2013 won hij de Tegel voor achtergrondjournalistiek Het gebeurt niet vaak dat een wetenschap zo op haar grondvesten schudt. Sinds de financiële crisis blijkt het ene na het andere economische model, leerstuk of dogma rijp voor de prullenbak. En als er één thema is waar de oude zekerheden sneuvelen, dan is het ongelijkheid.

Terwijl de Franse econoom Thomas Piketty furore maakt met zijn dikke pil over de terugkeer van het kapitaal, wijzen nu ook grote spelers als het IMF, de OESO en de Wereldbank op de gevaren van te grote welvaartsverschillen. Maar het Nederlandse debat over ongelijkheid? Dat is slaapverwekkend als altijd. ‘De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’, zegt links. Rechts haalt vervolgens de schouders op en ziet nivelleren als een kwestie van jaloezie. In dit essay doorbreken Rutger Bregman en Jesse Frederik de patstelling. Op een reis langs oude denkers, van Aristoteles tot Marx, laten ze zien dat er niets vanzelfsprekends is aan ongelijkheid. De regels van het spel – de machtsverhoudingen, de wetten, de moraal en ga zo maar doormaken dat sommigen rijk worden en anderen arm. In de overtuiging dat economen te weinig weten van filosofie, en filosofen te weinig van economie, tillen Frederik en Bregman de discussie naar een hoger plan. Het is tijd om die oude filosofische vraag opnieuw te stellen: welke rijkdom is echt verdiend?

En wat de titel betreft: die heeft de maken met de twee betekenissen van het woord verdienen: “als winst of loon verkrijgen” en “aanspraak mogen maken, recht hebben op”. Het mag duidelijk zijn dat vuilnismannen die daadwerkelijk iets belangrijks doen voor de maatschappij meer geld zouden moeten krijgen dan bankiers die alleen maar geld verplaatsen.

Uitgeverij Lemniscaat, 2015. 101 pag.

Koop bij bol.com