GUIDO VAN HEULENDONK – “En dan, als ik weg ben“
Van Heulendonk schrijft met afstand en verwondering over het leven en de mens. Geen gemakkelijke roman, maar mooi gecomponeerd en verwoord.
Guido van Heulendonk schrijft op zijn heel eigen manier zijn lezers op een zekere afstand. Soms doet hij dat uitnodigend, soms uitdagend. Hij gaat te werk zoals een jazzmuzikant die, vroeger of later dan verwacht, de melodielijn opneemt en er vervolgens rond wervelt: hij maakt ze herkenbaar door ze te suggereren. Op een gelijkaardige manier vertelt Van Heulendonk nooit zomaar iets, vrijblijvend. Improviseren doet hij zeker niet: alles wat er staat, is goed overwogen en het staat er op weldoordachte plekken. Alleen valt het niet op. Je moet dus aandachtig lezen, en liefst twee keer, om goed te zien wat er staat, en waar en waarom, en hoe het allemaal in een precieus netwerk gevat zit. Jazz gaat niet om het voor de zoveelste keer naspelen van een melodie, maar om de virtuositeit om met die vertrouwde melodie om te springen. Het is wat wennen, ja. Je moet op die uitdaging willen ingaan.
Godzijdank
Van Heulendonk schrijft zich ook op een afstand door zijn versie van de beleveniswereld van zijn personages, die hij met die indirecte verwoording evoceert. Daar zit altijd iets wrangs in. En hij kan het niet laten: daar zit bij hem ook altijd een visie in, een manier om de wereld en het leven te bekijken. En de mensen. En hun gevoeligheid, hun onhandigheid, hun pogingen om er toch nog wat van te maken. Vroeger goot hij daar graag een geut cynisme overheen – ‘kijk toch ‘s hoe klein, hoe zielig, hoe absurd’ – nu nog slechts een ontnuchterend vleugje, als om te stellen: dit is het leven (maar). Want het menselijk bestaan staat bij hem niet hoog aangeschreven, en een van de laatste zinnen van dit boek luidt opnieuw: “Het leven was, godzijdank, één grote vergissing”. Hoewel: met die ‘godzijdank’ gaat hij daarin toch weer een stap verder: hij ironiseert nu zijn eigenste cynisme. Dubbelzinnigheid dubbelop, dus. ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, waarschuwde dichter Martinus Nijhoff zijn lezers ooit in een slotvers. Bij Van Heulendonk staat er niet alleen iets anders dan wat er staat, maar ook altijd meer dan er (op het eerste gezicht) staat.
San Francisco
Hoe doet hij dat, concreet? In ‘En dan, als ik weg ben’, zijn nieuwe roman, zet hij drie elkaar afwisselende verhaallijnenop, die niets met elkaar te maken hebben, behalve dat in het laatste hoofdstuk de personages bij elkaar komen in hetzelfde vliegtuig op de startbaan naar San Francisco, terwijl de veiligheidsinstructies door de intercom galmen en Angelo zich een filmpje herinnert van een man die een eerste valscherm test en roemloos van de Eiffeltoren te pletter stort. (Formuleer zelf het verborgen statement.) Angelo heeft wel filosofie gestudeerd, maar dan als kassier in een supermarkt en als pizzabesteller gewerkt, en hij probeert zich nu als toyboy niet helemaal te laten opzuigen door zijn oudere minnares.Eleonora, genoemd naar de song van de door haar vader aanbeden Paul McCartney, is docente en kan met haar nieuwe vriend slechts per skype communiceren als hij vier maanden op gastseminarie gaat. De zestiger Reinoud mist zijn vrouw, een journaliste, die bij een ongeval om het leven is gekomen, en hij wil voor haar nagedachtenis nog een oud familiegeheim lichten.
Knakkend kniegewricht
Van Heulendonk verknipt hun verhalen tot opeenvolgende taferelen, schetsen, waarin nauwelijks evolutie zit – hij tekent meer dan hij vertelt. Allemaal miniaturen ingevuld met banaliteit, zo lijkt het wel, met de clichés van het ‘gewone leven’. De reünie van de vriendinnen van de school en de scouts vroeger, die dan over de eetproblemen van hun jonge kroost keuvelen. Want over haar argwaan over wat haar vriend naast zijn gastseminaries uitvreet en over haar steken van jaloezie wil Eleonore het niet hebben. En Angelo is verhangen aan Mahler (‘Dunkel ist das Leven, ist der Tod’), maar dat vindt zijn minnares “zo pessi-mies-tisch” en ze doet hem een CD van Angelo Branduardi cadeau. De banaliteit overspoelt en verbergt een aantal wezenlijke emoties. Vaak onuitgesproken, maar toch. Zegt Reinoud op een beschouwelijk moment, geknield bij het graf van zijn vrouw, op zijn beurt over kinderen en over hun kinderloze huwelijk: “Een kinderwens was (…) slechts een wens naar een mythische, nooit te realiseren zuiverheid. De wens naar een Verloren Paradijs, met vlinders en aaibare tijgers. Een weigering de wereld te zien zoals hij was: een als een ontvangstzaal vermomde kerker, die niemand levend verlaat”. Dan komt hij moeizaam weer recht,”met een knakkend kniegewricht”. Onthoud ook dit knakkend gewricht, want het zal nog van belang blijken in de ontwikkeling van het verhaal. De dagelijksheid torst bij Van Heulendonk altijd een hele lading betekenis.
Tower Bridge
Nog een onopvallend maar veelzeggend statement: bij een foto van een helverlichte Tower Bridge overweegt Reinoud: “Zo idyllisch dat je dacht: over dit soort brug wil je niet wandelen, want dan zie je ze niet meer.” Dit is precies wat Van Heulendonk doet: niet zelf deel van het leven uitmaken, maar ervan afstand nemen om het beter te kunnen zien. Helderder, inzichtelijk, revelerend. Zowel de banale details als het sprekende geheel. En zoals wel vaker in zijn romans (en uitgesproken in zijn vorige, ‘Barnsteen’, 2010) wil hij bij gelegenheid ook in deze wel eens heel ver achteruit gaan, tot hij die banale belevingen in een kosmisch of een evolutionair perspectief ziet, ontnuchterend, ontluisterend, minimaliserend. Aan de praat met de gelijkgestemde cafébaas van zijn stamcafé hoort Reinoud in het gemurmel van de andere gasten “de ruis van miljarden stemmen”. Allemaal apart, en toch: “Allemaal familie, allemaal verbonden door dezelfde dubbelspiraaltjes in hun cellen, brugjes van eiwitten en zuren, van hier naar China, van nu naar de steentijd”. Allemaal met dat biologisch-mechanisch aangedreven brein, “de eeuwig bronstige, knetterende kronkelpot”, met dat bewustzijn daarin zo teweeggebracht, die vage noties en gewaarwordingen, die emoties, die eenzaamheid, dat gemis, die ontvankelijkheid voor het onverklaarbare effect dat muziek kan maken…
Inventaris van levenstrajecten
Van Heulendonk vertelt drie apart staande verhalen onder één grote overkoepeling om te illustreren wat Angelo in het laatste hoofdstuk op het vliegtuig overweegt: wie zijn al die mensen hier eigenlijk, wat brengt hen hier, wat hebben ze met elkaar te maken? (En lees dan goed, want wie zit er óók op het vliegtuig, zonder dat zijn naam nog genoemd wordt, en waarom en hoezo?) Om die vragen te beantwoorden heeft Van Heulendonk deze “inventaris van levenstrajecten” opgemaakt. Met veel verwondering over de mens als wezen. Als auteur hem etalerend in zijn beperktheid en desondanks enkele glorieuze (vaak muzikale) momenten. Hem gevat in een web van toevalligheden en omstandigheden, onwaarschijnlijk gedetermineerd in zijn schijnbare vrijheid. En in flitsen spottend belicht of becommentarieerd door eenlevensrijpe sater, die er dan gelaten en onbegrijpend het hoofd bij schudt: dit is het leven (maar). Niet gemakkelijk, dus, niet pakkend en meeslepend van bij de eerste kennisname, maar wel, bij nader toezien, zeer zorgvuldig verwoord, en grondig uitgekiend en zeer nauwgezet gecomponeerd.
Uitgeverij Arbeiderspers, 2014. 176 pag.

Vind ik leuk:
Like Laden...